Na vijf jaar intensief onderzoek heeft Hans van Duivendijk zijn boek voltooid over de 35 scheepswerven die de Familie van
Duijvendijk vanaf 1735 tot op 
heden heeft
gesticht 
en geëxploiteerd.

HET LIEFST EIGEN BAAS

DE SCHEEPSWERVEN VAN DE FAMILIE VAN DUIJVENDIJK

In het boek ‘Het Liefst eigen baas’ beschrijft Hans van Duivendijk de relatie van de familie van Duijvendijk (ook Duivendijk, Duyvendijk) met de scheepsbouw. Het begon allemaal toen Jan van Duijvendijk Dirkszn. bijna 300 jaar geleden een scheepswerf overnam in Lekkerkerk. Hij kon niet vermoeden dat er uiteindelijk zo’n 35 scheepswerven door zijn nazaten zouden worden gesticht of overgenomen en voor kortere of langere tijd als Van Duyvendijk scheepswerf zouden worden geëxploiteerd. Die scheepswerven waren voornamelijk gevestigd in Zuid-Holland en Zeeland. Er werden zowel schouwen voor de boeren in de polder gebouwd, als binnenvaartschepen, vissersschepen en zeeschepen. In de loop van 280 jaar hebben ruim 140 jongens en mannen, allen directe afstammelingen van Jan van Duijvendijk, verspreid over tien generaties, het vak van scheepsbouwmeester, scheepsbouwer, scheepstimmerman, scheepmaker of scheepsijzerwerker uitgeoefend. 

Naast die mannen waren er de echtgenotes, scheepmaaksters of scheepbouwmeesteressen genoemd, die, eenmaal weduwe geworden, de scheepswerf moesten voortzetten tot hun minderjarige zoons het bedrijf konden overnemen. Die weduwen bleken in staat om, ondanks een groot gezin en een moeilijke positie als vrouw in die mannenwereld, zo’n scheepswerf te laten floreren. En…de meesten waren betere ondernemers dan hun overleden echtgenoten. 

Je kunt de Van Duivendijk scheepsbouwdynastie karakteriseren door middel van drie begrippen: zelfstandigheid (immers: ‘het liefst eigen baas’), groot vakmanschap en een groot doorzettingsvermogen. In dit boek wordt naast de familie, de scheepswerven en de gebouwde schepen, ondermeer aandacht besteed aan de gereedschappen en werktuigen die vroeger op zo’n scheepswerf werden gebruikt. Ook het financieel beheer en de daarmee samenhangende problemen zoals slechte en/of trage betalers, de overgang van hout op ijzer, grote concurrentie en een stagnerende economie, komen aan bod.